Fotoalbums met familiekiekjes. Wie maakt ze nog?
Mijn map 'afbeeldingen' ontploft van mapjes waaronder submapjes en nog es subsubmapjes van digitale foto's die snel getrokken zijn bij het eerste zonnetje of gewoon zo maar om zo maar een foto te trekken. Uiteindelijk verdwijnen die duizenden opnames, veiligheidshalve - want hoe kunnen we verder leven als ze door een crash zouden verdwijnen, op een cdrom die dan weer in de kast verdwijnt om later, door een getrouwde dochter in een melancholieke bui in ik weet niet welke vorm te worden herkaderd.
Tegenover dit gedigitaliseerde flits-sorteer-moffelweg gedoe wint het fotoalbum probleemloos in het bewaren van de eeuwigheid en zorgt het soms wel es voor een stil moment.
Zo een stil moment beleefde ik vorige week.
Mijn vader kreeg een achttal fotoalbums die na het overlijden van mijn grootouders bij een nonkel in de kast waren beland maar die door een verhuis en verplichtend aan het eerste gebod broederlijk werden doorgegeven. Noem me dan gerust melancholiek, die dochter zal het binnen 20 jaar wel van mij hebben, maar ik herbeleefde op slag elke foto waarop ik stond of waar ik tijdens het moment waar het moment werd vastgezet in de buurt was. Die 'herbeleving' duurt hooguit een tweetal seconden. Maar de geuren, het gevoel, de kleuren, de lach, de blikken, het licht, de muziek, de leeftijd zijn heel heel heel eventjes terug om nog sneller te verdwijnen in de opbergkast van het geheugen. In een fractie ontwaak ik uit een ver verleden waarin ik verplicht werd me nooit te moeien, braaf en beleefd te zijn, te spelen, te zwijgen maar te luisteren en te zien wat er rondom mij gebeurde. Door die verplichting beseften de toenmalige gezagshebbers vast niet dat dit zien, zwijgen en horen een oefening was in het ontdekken van karakters en begrijpen van onderliggende stromen van bedoelingen, wensen en verborgen frustraties bij volwassenen. "Een kind begrijpt dit niet" (?) Vergeet het(! )
Mijn vader kreeg een achttal fotoalbums die na het overlijden van mijn grootouders bij een nonkel in de kast waren beland maar die door een verhuis en verplichtend aan het eerste gebod broederlijk werden doorgegeven. Noem me dan gerust melancholiek, die dochter zal het binnen 20 jaar wel van mij hebben, maar ik herbeleefde op slag elke foto waarop ik stond of waar ik tijdens het moment waar het moment werd vastgezet in de buurt was. Die 'herbeleving' duurt hooguit een tweetal seconden. Maar de geuren, het gevoel, de kleuren, de lach, de blikken, het licht, de muziek, de leeftijd zijn heel heel heel eventjes terug om nog sneller te verdwijnen in de opbergkast van het geheugen. In een fractie ontwaak ik uit een ver verleden waarin ik verplicht werd me nooit te moeien, braaf en beleefd te zijn, te spelen, te zwijgen maar te luisteren en te zien wat er rondom mij gebeurde. Door die verplichting beseften de toenmalige gezagshebbers vast niet dat dit zien, zwijgen en horen een oefening was in het ontdekken van karakters en begrijpen van onderliggende stromen van bedoelingen, wensen en verborgen frustraties bij volwassenen. "Een kind begrijpt dit niet" (?) Vergeet het(! )
Sorry, ik wijk af en ben bewust wollig en onduidelijk in mijn stelling. Beschouw het dus gewoon als een onbetaald rekeningetje uit het verleden en we zwijgen er verder over. Het was voor ons bestwil en wees gerust dat we er veel door geleerd hebben.
Op één van die foto's staat mijn grootvader en ik als coureur uit de Ronde van Frankrijk 1977. Van Impe won weer het bergklassement maar Thevenet en een hollander hielden hem van zijn tweede eindzege. Er rees in die tijd ook een nieuwe wielergod uit het peloton die het vooral bij de wijvekes scheen goed te doen. Thurau was zijn naam en hij zou later vooral herinnerd worden als een schone duitse belofte en wie weet God van Jan Ullrich.
Ieder jaar waren Marti en ik voor minstens 3 weken op vakantie op camping Festival in Rendeux-Marcourt. In die drie weken werd ons Va ons vader en ons Moe ons moeder. Ik houd mij me nu tegen. De goesting om over hun manier van opvoeden uit te weiden is groot maar voor een andere keer. Toch was hij, ons Va, tijdens heel mijn kinder-, puber -en adolescentenperiode en die jaren nadien toen we trouwden en ik vader werd, altijd in de buurt. Het lijkt er op dat hij van mij afscheid nam toen hij zag dat ik alleen verder kon.
Ik zie me nog op dat fietsje zitten, had net een ronde rond den blok uit die veel te dikke bandjes geperst. "Komaan nog eentje". Toen ik hem na weer die laatste bocht in de verte lachend en juichend zag staan wachten met bevoorrading wist ik met zekerheid dat wat er ook gebeurt die man die daar speciaal op mij staat te wachten en zijn potje kaarten met de vrienden uit de buurt met gemak voor mij alleen laat liggen en zijn kont laat zien aan gegeneerde blikken van andere caravaneigenaars, mij altijd met zijn verweerde borst van kanoninslagen uit wereldoorlog twee zal verdedigen.
Dat gevoel van toen heeft me nooit bedrogen. Hij bleef voor mij door al die jaren de man die van op een afstand fier, streng maar rechtvaardig, geamuseerd, nieuwsgierig en goedlachs mijn karakter willens nillens mee heeft gevormd.
Ik zal nooit kunnen inschatten hoeveel keer hij naast het voetbalveld door weer en wind heeft gestaan om me toe te juichen en nadien heel eerlijk zonder betweterig te willen zijn in één heel simpel woord zijn mening gaf. Hij hield van al zijn kinderen en al zijn kleinkinderen en hij heeft zelf Lisa nog op zijn schoot gehad en kusjes gegeven. Hoe komt het dan toch dat ik de indruk heb dat hij ondanks al die kinderen en die kleinkinderen en zijn kameraden precies al die jaren in mijn buurt heeft gestaan?
Ik was zestien. Het allerlaatste jaar dat ik mee naar de Camping ging. Marti en ik moesten elke dag om tien uur binnen zijn. Met een veel te simpele smoes kreeg ik een half uurtje extra. Ik moest nog dringend naar de grote koer en die was aan het cafe
waar Ester, die de dag nadien terug naar Zandpoort vertrok, op me wachtte.
Ik kuste haar aan de weecees met mijn ogen toe. En terwijl ik haar kuste werd ik iets gewaar. Toen ik, buiten de regels om, mijn ogen opende zag ik hem daar staan, naar mij kijken.
Ik stapte naar de caravan, hij achter mij, in de pikkendonker, en terwijl we stapten achter elkaar met twee meter tussen sprak hij in de kille stille nacht weer kort, streng, beetje teleurgesteld maar zo liefdevol:
"Jordi, ge moet nen awen aap geen streken leren"
Op één van die foto's staat mijn grootvader en ik als coureur uit de Ronde van Frankrijk 1977. Van Impe won weer het bergklassement maar Thevenet en een hollander hielden hem van zijn tweede eindzege. Er rees in die tijd ook een nieuwe wielergod uit het peloton die het vooral bij de wijvekes scheen goed te doen. Thurau was zijn naam en hij zou later vooral herinnerd worden als een schone duitse belofte en wie weet God van Jan Ullrich.
Ieder jaar waren Marti en ik voor minstens 3 weken op vakantie op camping Festival in Rendeux-Marcourt. In die drie weken werd ons Va ons vader en ons Moe ons moeder. Ik houd mij me nu tegen. De goesting om over hun manier van opvoeden uit te weiden is groot maar voor een andere keer. Toch was hij, ons Va, tijdens heel mijn kinder-, puber -en adolescentenperiode en die jaren nadien toen we trouwden en ik vader werd, altijd in de buurt. Het lijkt er op dat hij van mij afscheid nam toen hij zag dat ik alleen verder kon.
Ik zie me nog op dat fietsje zitten, had net een ronde rond den blok uit die veel te dikke bandjes geperst. "Komaan nog eentje". Toen ik hem na weer die laatste bocht in de verte lachend en juichend zag staan wachten met bevoorrading wist ik met zekerheid dat wat er ook gebeurt die man die daar speciaal op mij staat te wachten en zijn potje kaarten met de vrienden uit de buurt met gemak voor mij alleen laat liggen en zijn kont laat zien aan gegeneerde blikken van andere caravaneigenaars, mij altijd met zijn verweerde borst van kanoninslagen uit wereldoorlog twee zal verdedigen.
Dat gevoel van toen heeft me nooit bedrogen. Hij bleef voor mij door al die jaren de man die van op een afstand fier, streng maar rechtvaardig, geamuseerd, nieuwsgierig en goedlachs mijn karakter willens nillens mee heeft gevormd.
Ik zal nooit kunnen inschatten hoeveel keer hij naast het voetbalveld door weer en wind heeft gestaan om me toe te juichen en nadien heel eerlijk zonder betweterig te willen zijn in één heel simpel woord zijn mening gaf. Hij hield van al zijn kinderen en al zijn kleinkinderen en hij heeft zelf Lisa nog op zijn schoot gehad en kusjes gegeven. Hoe komt het dan toch dat ik de indruk heb dat hij ondanks al die kinderen en die kleinkinderen en zijn kameraden precies al die jaren in mijn buurt heeft gestaan?
Ik was zestien. Het allerlaatste jaar dat ik mee naar de Camping ging. Marti en ik moesten elke dag om tien uur binnen zijn. Met een veel te simpele smoes kreeg ik een half uurtje extra. Ik moest nog dringend naar de grote koer en die was aan het cafe
waar Ester, die de dag nadien terug naar Zandpoort vertrok, op me wachtte.
Ik kuste haar aan de weecees met mijn ogen toe. En terwijl ik haar kuste werd ik iets gewaar. Toen ik, buiten de regels om, mijn ogen opende zag ik hem daar staan, naar mij kijken.
Ik stapte naar de caravan, hij achter mij, in de pikkendonker, en terwijl we stapten achter elkaar met twee meter tussen sprak hij in de kille stille nacht weer kort, streng, beetje teleurgesteld maar zo liefdevol:
"Jordi, ge moet nen awen aap geen streken leren"